
Het holistische mensbeeld – om het vereenvoudigd te beschrijven – vertrekt van de ondeelbaarheid van lichaam en geest. In de betekenis van Merleau-Ponty vertegenwoordigt het lichaam een pre-reflectieve eenheid, die zelfs door de lichaam-geest splitsing blijft bestaan. (Merleau-Ponty 1945; Seewald 1996b, 31)
De holistische opvatting impliceert, dat alle levenservaringen zowel psyche als ook lichaam vormen. Op lichamelijk vlak zijn deze terug te vinden in lichaamsbouw, houding, beweging en manier van ademhalen: „Het lichaam heeft niet enkel ervaringen in de zin dat ze ze transporteert, het is deze ervaring.“ (Lowen 1988,…) Freud zei dat het Ik eerst en voor alles een lichaams-Ik is (Freud 1999, Band XIII, 253) en Alexander Lowen beschreef het lichaam als een „geïncarneerde geest” (Lowen 1991, 231). George Downing spreekt van affectmotorische schemata, die zich vanaf de geboorte en in het samenspel van sensorische, motorische, affectieve en cognitieve vlakken ontwikkelt. Zo worden in de lichamelijke handelingen van iedere mens motorische overtuigingen zichtbaar, die hij als kind op grond van zijn emotionele en cognitieve ervaring opgebouwd heeft (vgl. Downing 2005, 2006). Iedere menselijke stoornis toont zich daarom steeds op fysisch zowel als op psychisch vlak. Dat menselijke subjectiviteit belichaamd is, kan als basisaxioma van de lichaamsgerichte psychotherapie beschouwd worden.“ (Marlock/Weiss 2006a, 7)
De vraag of psychotherapie zonder betrokkenheid van het lichaam überhaupt zinvol is, wordt afgewezen door de lichaamsgerichte psychotherapieën (Röhricht 2000, 25-47): „Dit geeft de emotionele en lichaamsgerelateerde reactivering van de vroege ervaringen de beste – wellicht ook de enige – mogelijkheid voor een passende therapeutische doorwerking.” (Maaz 2001, 31)
In het middelpunt van het lichaamspsychotherapeutische werk staat het subjectief beleefde lichaam, dat herinneringen opslaat en zich in relaties uitdrukt : Aanraking, ademwerk en beweging zijn belangrijke onderdelen van de therapie. Over gevoelens wordt wel gesproken, maar er wordt veel meer de mogelijkheid gegeven, deze rechtstreeks te ervaren en uit te drukken. Wat de lichaamspsychotherapeutische methodes verenigt, „is een holistisch georiënteerd perspectief, dat naast de psychologische dimensies van de menselijke ervaring, de lichamelijke dimensie gelijkwaardige aandacht geeft. […]
Marlock en Weiss (2006a, 8 e.v.) benoemen vier premissen, die aan de basis liggen van alle benaderingen van lichaamsgerichte psychotherapie:
1. Lichaam en Psyche zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
2. Formatieve levenservaringen laten sporen na in het lichaam, die als karakterstructuren (Reich), als affect-motorische schemata (Downing), of complicaties (von Uexküll) worden aangeduid.
3. Het psychische niveau kan door het lichamelijke niveau beïnvloed en veranderd worden.
4. Het lichaams-psychotherapeutisch werk is gebaseerd op het geloof in zelfregulering en het ontwikkelingspotentieel van mensen.
De praktische omzetting van deze gemeenschappelijke uitgangspunten kenmerkt de verschillen tussen de Lichaamsgerichte psychotherapie-benaderingen. In Bodymind Integration (Painter, 1984) worden daarenboven aan het relationele aspect in de vorm van gelijkwaardigheid en ‘delen’ tussen cliënt en therapeut een bijzonder belang gehecht.
Referenties:
Downing, G. (2005). Emotion, body, and parent-infant interaction. In J. Nadel and Darwin Muir (Eds.), Emotional development (pp. 429-450). Oxford: Oxford University Press.
Downing, G. (2006). Fruhkinlicher Affektausch une dessen Beziehung zum Korper. In G. Marlock & H. Weiss (eds.), Handbuch der Körperpsychotherapie: 333-350. Gottingen: Hogreve.
Freud, S. (1999): Gesammelte Werke. Bd. I – XVIII. Frankfurt / Main: Fischer. Bd. XIII: Kurzer Abriss der Psychoanalyse, 405-427.
Lowen, A. (1988): Bioenergetica.
Lowen, A. (1991): The Spirituality of the Body.
Maaz, H.-J. (2001): Integration des Körpers in eine analytische Psychotherapie. In: Geißler, P. (Hrsg.): Psychoanalyse und Körper. Gießen: Psychosozial-Verlag, 21-36.
Marlock, G. / Weiss, H. (2006): Handbuch der Körperpsychotherapie. Stuttgart, New York: Schattauer.
Merleau-Ponty, M. (1945), Phenomenologie de la perception. Paris: NRF., in het bijzonder p. 81-232.
Painter J. (1984). Deep Bodywork and Personal Development. Mill Valley: Bodymind Books.
Röhricht, F. (2000): Körperorientierte Psychotherapie psychischer Störungen. Göttingen: Hogrefe.
Seewald, J. (1996b): Philosophische Anthropologie – Leiblichkeit / Körperlichkeit des Menschen. In: Haag, H. (Hrsg.): Sportphilosophie. Ein Handbuch. Schorndorf: Hofmann, 21-56.